Janneke Spoelstra, Goeie is it wachtwurd

    Over: Janneke Spoelstra, Goeie is it wachtwurd, Utjouwerij Frysk en Frij, Ljouwert 2004.

Met Goeie is it wachtwurd maakt Janneke Spoelstra haar debuut in boekvorm. Als dichter is ze echter al meer dan een decennium actief en verrassingen bieden de 43 gedichten in Goeie niet. Logisch, want 37 stonden eerder in gelegenheidsuitgaven, bloemlezingen en tijdschriften, vooral in Hjir, en wel vanaf 1994 – veel in deze bundel is bepaald niet heet van de naald. Zo bezien vertoont het geheel naar vorm en inhoud toch nog redelijk wat samenhang. Er loopt een verhalende rode draad doorheen over de bewustwording van iemands eigen, maar van de norm afwijkende seksuele identiteit en de afwijzing daarvan door de omgeving. Vooral dit hoofdthema krijgt uitdrukking in karige, nuchter-ironische en onderkoeld-humoristische bewoordingen, neergelegd in onopgesmukte versvormen zonder veel toeters en bellen (al lijkt de term ‘minimalistisch’ die er wel opgeplakt is mij niet juist). Daarnaast bevat de bundel ook enkele wijdlopiger gedichten en gedichten met meer versificatie, er zit zelfs een heus sonnet bij.

De gedichten zijn ondergebracht in vijf afdelingen. De eerste, ‘Wa docht mei roverke’, bestaat geheel uit nostalgische en weemoedige herinneringen aan een nog onbezorgde jeugd. In ‘De hing-glider’ sluipen verwarring en vervreemding in en ontstaat verwijdering met thuis, al komt de mogelijke oorzaak enkel ter sprake in dorpse achterklap over anderen: ‘doe’t op in dei / immen sei / dat der sein waard / dat se lesbysk wienen.’ In ‘De oerloop’ draait het om coming out, om het verlangen naar de ander en de vervulling daarvan, wat overigens droogkomisch, zij het rijmtechnisch ietwat kreupel verwoord wordt: ‘Do bist it helmgers yn myn stosân / de koele lotion op ’e sinnebrân / yn skrouske jûn de waarme tekken / de jittik op myn langpoatstekken.’ De afdeling ‘Skuorde greide’ speelt in het hier-en-nu en bevat onder meer enkele verzen naar aanleiding van maatschappelijke actualiteiten. De laatste afdeling ten slotte, ‘Dropkes foar de ferliezers’, is een vergaarbakje voor van alles wat, waar helaas te veel dichtbundels er een van hebben.

Verschillende gedichten, ook enkele uit het vergaarbakje, doen door hun naturelle en ook wel eens elegante eenvoud sympathiek aan. Spoelstra blijft dan dicht bij zichzelf en bij de basale functies van taal, en weet dan met beperkte middelen – een subtiele woordkeus, een aardig rijm – toch effect te sorteren. Helaas voorkomt dat niet dat veel gedichten niet-noodzakelijk lijken, urgentie missen. Ze blijven hangen in jeugdsentiment (‘Daam’, ‘Blierherne’), in sfeertekening (‘It oerset’, ‘Feinsum’), in woordspel zonder witz (‘Skuorde greide’, ‘Wurge maitsen’) of in oppervlakkig moralisme (‘Tsien jier nei Tsjernobyl’, ‘Frank en Mio en Stefán’, ‘It stjonkt hjir’). De laatste categorie en de beide langere, epischer gedichten waarmee de bundel eindigt (‘Yn dit lân’, ‘Haven’) tonen het duidelijkst de begrenzing van Spoelstra’s dichterschap: het kan inhoudelijk, stilistisch én formeel niet uit de voeten met thema’s en motieven die zich buiten de directe lichtkring van haar bureaulamp bevinden. Dat maakt dit dichterschap erg beperkt: het moet het in hoofdzaak hebben van een af en toe trefzekere registratie van autobiografische anekdotiek, waarin echter drama gestold is en meerlagigheid ontbreekt.

Hoe dit te waarderen? De recensenten van Goeie zijn enigszins verdeeld. Cornelis van der Wal (Hjir, 2004–2) vindt het poëtische niveau nogal ongelijk en heeft met name met de politiek-correcte gedichten weinig op, al ziet hij het als een verdienste dat voor het eerst binnen de Friese letteren het lesbisch-zijn zo nadrukkelijk aan de orde komt. Babs Gezelle Meerburg (Leeuwarder Courant, 27 februari 2004) waardeert de nuchtere, laconieke, mild ironische toon, vindt de afsluiting van sommige gedichten echter te anekdotisch en te simpel, maar heeft de bundel vanwege toon en thematiek wel met interesse gelezen. Henk van der Veer (Sneeker Nieuwsblad, 22 april 2004) noemt Spoelstra’s wijze van schrijven oprecht en herkent in haar gedichten een onmiskenbaar eigen geluid. Abe de Vries (Farsk) is het meest positief: hoewel hij een strengere selectie had gewenst, prijst hij haar vermogen om scherpe observaties en grote emoties met ironie en behoud van zeggingskracht vast te leggen in minimalistische gedichten.

Mijn eigen conclusie neigt naar die van Gezelle Meerburg en nog meer naar die van Van der Wal, overigens zonder dat ik aan een lesbische primeur anno 2004 nog literaire waarde zou willen toekennen (Cornelis ziet trouwens Leafste lea van Eelkje Tuma uit 1996 even over het hoofd). Goeie is it wachtwurd is beter vormgegeven, maar stijgt onvoldoende uit boven het gemiddelde literaire gehalte van de schrijverskalenders waarin het deels voorgepubliceerd is.

    Niet eerder gepubliceerd, november 2004.
Dit berjocht is delset yn 2000–2007 en tagd , , , , , . Bookmark de permalink.